Lang leve de sportvrijwilligers!

06 Mar 2024

Vlaanderen telt momenteel 28.819 sportverenigingen, samen goed voor haast anderhalf miljoen leden. Zij kunnen hun geliefkoosde sport beoefenen dankzij de onbaatzuchtige inzet van zo’n 300.000 brave zielen die de clubwerking draaiend houden. Het is dan ook meer dan gepast dat zij tijdens de week van 2 tot 10 maart de waardering krijgen die ze verdienen. 

Het belang van het vrijwilligerswerk in de sport is niet te onderschatten. Noch op maatschappelijk, noch op economisch vlak. Zo berekenden VUB-onderzoekers (*) dat de Vlaamse sportvrijwilligers gemiddeld 203 uur per jaar aan hun club besteden. Zij doen dat veelal gratis. Een minderheid (nog geen 25 procent) krijgt een karige vrijwilligersvergoeding. Mochten we alle vrijwilligers een volwaardig loon uitkeren, ligt het sportvrijwilligerswerk ver boven het totale volume van het betaalde werk in de landbouw- en financiële sector en kan het wedijveren met de bouw en de gezondheidszorg. 

Geld verdienen blijkt echter geen stimulans om zich bij het vrijwilligerslegioen aan te sluiten. Zij doen het uit puur altruïsme. Volgens een bevraging van KU Leuven (*) zijn ‘clubliefde’, ‘steun bieden’ en ‘plezierbeleving’ de belangrijkste motieven. Een bijkomend weetje: de meeste sportvrijwilligers zijn mannen (70%), hoger opgeleid (64%) en 55-plus (38%).​

Ondanks de indrukwekkende cijfers is er echter een grote ‘maar’. Steeds meer clubs maken zich zorgen over het tanend vrijwilligersengagement. De roep naar jonge, nieuwe krachten weerklinkt bij 1 op 4 verenigingen. Langdurige verbondenheid blijkt niet meer van deze tijd. Het clubsentiment verzwakt. Bovendien worstelt de georganiseerde sport met de individualiseringsdrang die zich nadrukkelijker manifesteert. Tegenwoordig sporten mensen bij voorkeur op eigen houtje. Het aantal ongebonden sportievelingen heeft inmiddels het aantal aangesloten clubleden ver achter zich gelaten. Daardoor rijzen er twijfels over de toekomst van het verenigingsleven. Zijn traditionele clubs in staat de eisen van deze tijd (flexibele uren, aangepaste coaching en een activiteitenmenu op maat) correct te beantwoorden? Her en der wordt al geopperd dat zij meer beroepskrachten moeten inschakelen. 

Uiteraard zijn de naschokken van de coronapandemie, die een plotse drop-out van leden en vrijwilligers veroorzaakte, nog steeds voelbaar. Los daarvan is er ook de wetenschap dat de nieuwe generaties sportende kinderen opgroeien met ouders die liever op hun eentje joggen of fietsen. Dat deze vaders en moeders hun kroost van jongs af naar de club loodsen, zoals hun ouders dat destijds met hen deden, is geen evidentie meer. 

Bovendien is er flink wat concurrentie in het brede vrijetijdsaanbod, vooral voor jongeren. Zij zijn tegenwoordig ook wat economischer geworden, zodat de keuze tussen een betaalde studentenjob en gratis vrijwilligerswerk gauw is gemaakt. 

Het sportbestel in handen geven van commerciële aanbieders tenslotte zou het beoefenen van sport helaas een pak duurder maken en voor velen zelfs onbetaalbaar. 

Dit mogen we niet laten gebeuren. Daarvoor is het clubgebeuren te waardevol. Vooral als verbindende kracht, als bron van plezier en vriendschap, als bestrijder van de globale beweegarmoede, maar ook als zinvolle bezigheid voor de actieve vrijwilligers. Hun onbaatzuchtige inzet geeft betekenis aan hun leven. Al doende leren zij vaardigheden, onderhouden ze hun sociale contacten en voelen zich nuttig. Of om psychiater Dirk De Wachter (*) even te citeren: “Iedere psychiater weet dat er een onderhuids probleem is en dat komt neer op een ernstige, dwingende zinloosheid die mensen ervaren. De oorzaak is helder: de verbinding tussen mensen verdwijnt.”

Vandaar onze opdracht: de teloorgang van het verenigingsleven een halt toeroepen! We zullen op zoek moeten gaan naar nieuwe wegen om vrijwilligers te stimuleren hun rol op te nemen. Niet omdat het goed staat op hun cv, maar omdat vrijwilligerswerk het sociale weefsel verstevigt. 

Het zou alvast een interessant politiek thema zijn: hoe kunnen we het verenigingsleven faciliteren? De lijst met aanbevelingen is lang. Gaande van het versoepelen van de vele regels en verplichtingen, het lanceren van grootschalige sensibiliseringscampagnes, het investeren in wetenschappelijk onderzoek,… tot het erkennen van de verworven competenties die vrijwilligers zich eigen maken. 

Maar ook de sportorganisaties zelf moeten mee veranderen en meer op maat werken en verschillende vormen van vrijwilligerswerk aanbieden… met andere verhoudingen tussen overheden, federaties, bedrijfsleven, onderwijs en burgers die bruisen van de ideeën. We moeten hen ook een professioneel kader aanbieden. Sportvrijwilligers verdienen het om door experts gecoacht te worden. Hun toegevoegde maatschappelijke waarde is groot. Al ontelbare jaren vervullen deze mensen een verbindende functie in de maatschappij. Het is nu zaak om hun rol te erkennen en te ondersteunen, zodat ze ons nog lang en gelukkig kunnen laten sporten! Leve de vrijwilligers!

 ------------

*Derom, I. e.a.: ‘Vrijwilligers in de sport: kleine instroom, weinig doorstroom, grote uitstroom? (VUB, 2017).
*Scheerder, J. e.a.: ‘De sportvrijwilliger’’, (BMS-studie 127, KULeuven, 2023).